Een grote ronde vraagt om een speciale voorbereiding. Onze hoofdredacteur Laurens ten Dam legt het graag uit.

Tekst Edward Swier

Rocky Balboa. Bokser. Nulvoudig wereldkampioen, want een fictief figuur. Maar een grote ster op het filmdoek. Rocky, de man die kon uitdelen én ontvangen. Laurens ten Dam, vedergewicht als het op een vuistgevecht aan zou komen, mag zich graag met hem vergelijken. Want op een trainingskamp voor een grote ronde voelt het ook een beetje als in de laatste dagen voor een groot gevecht. Je weet dat je klappen gaat krijgen. Daar is geen ontkomen aan. En toch kijk je ernaar uit.

Omdat het je werk is, omdat je wilt winnen. Omdat. Ja waarom eigenlijk? ‘Omdat je erbij wilt zijn. Je weet dat zo’n grote ronde, de Tour specifiek, één grote gekte is. Iedereen wil wat van je, drie, bijna vier weken lang. Maar die gekte zoek je maar wat graag op. Omdat het als jongetje al je droomkoers was, waar je ieder jaar weer naar uitkeek.’ Een grote ronde, als de Giro, Tour of Vuelta, dat vraagt een speciale voorbereiding. Ten Dam weet dat. Hij telt de weken af. Zoals de coureur al zo vaak in zijn carrière heeft gedaan.

Vandaar ook dat hij zijn zaakjes, we spreken elkaar kort voor de Tour, prima voor elkaar heeft. Hotel La Perla in Corvara, midden in de Dolomieten, benadert – hoewel op slechts 1200 meter hoogte – de hemelse perfectie. Ten Dam geeft zichzelf er een schouderklopje voor. Dit trainingskamp, het is zoals het zou moeten zijn. Het kan de blauwdruk zijn voor volgende Grote Rondes.

Ook voor die volgende gevechten zal hij bang zijn. Kent hij, net als de bokser, zijn moeilijke momenten vooraf. ‘Die bokser weet ook dat hij, als hij eenmaal in die ring is gestapt, een klap voor zijn bek gaat krijgen. Dus is hij best een beetje angstig. Natuurlijk. Ik heb dat ook. Ik zeg vooraf niet dat ik ga vallen, maar de kans dat het gebeurt in een ronde als de Tour de France, of Vuelta of Giro, is vrij groot.

Je gaat nu eenmaal, dat weet je gewoon zeker, gevaarlijke dingen doen. En toch wil je er graag bij zijn. Ik heb de Tour één keer gemist. Vanaf het jaar dat ik bij een ploeg reed die aan de Tour meedeed, ben ik er alleen in 2010 niet bij geweest. Dat was een enorm klotegevoel. Dan maar het risico op valpartijen, op klappen. Je moet het opzoeken om kans te maken.’

Het gaat om de voorbereiding. Die moet optimaal zijn. Fysiek moet je er klaar voor zijn, maar er mentaal klaar voor zijn is minstens zo belangrijk. ‘Juist daar moet je je ook op voorbereiden. Wielrennen op topniveau is een mentaal spelletje. Tom was supersterk die laatste week in de Giro.’ De zegetocht van Dumoulin was niet louter een kwestie van doorharken, van fysiek het maximale vragen.

Het was vooral geestelijk een hele opgave. ‘Het is zo makkelijk om te breken. Ook die grote mannen, de jongens van het klassement, zijn de laatste week moe. Allemaal. Als je één keer breekt, ben je weg. Er is niets makkelijker dan, op het moment dat je denkt dat het te zwaar wordt, twee tanden lichter te gaan rijden. Gewoon, drie minuten verliezen, dat is het makkelijkst. Maar dat mag dus niet. Het is als met die bokser. Het makkelijkst is om de handdoek in de ring te gooien. Of bij de eerste de beste klap op je kanis meteen te gaan liggen. Maar dan word je nooit wereldkampioen.’

Rode bloedlichaampjes

En dus gaat hij geregeld op trainingskamp. Zoals aan het begin van het seizoen, met de hele ploeg. Liefst op hoogte natuurlijk, want daar kweek je rode bloedlichaampjes. ‘Op hoogte is minder zuurstof, je lichaam moet harder werken. In het begin kom je niet vooruit, voel je je een middelmatige wielrenner. Ik ben de eerste paar dagen altijd een beetje sluggish. Slapjes en traag. Licht in je hoofd, je droomt, moet veel plassen. Het hongergevoel stilt. Sommige renners vinden dat op zich al het voordeel van een trainingskamp op hoogte. Die vallen een kilootje af.’

De theorieën over hoogtestages, hij heeft ze wel allemaal een beetje losgelaten. Wie de dertig ruim gepasseerd is, gaat veel meer op gevoel doen. ‘Ik heb me heus wel verdiept in de theorie erachter, maar ik neem de wetenschappelijke artikelen erover inmiddels iets minder serieus.

Dat is de schuld van de wetenschappers zelf. Als je mij het ene jaar dit vertelt en het volgende weer iets compleet anders, dan ga ik daar niet meer in mee. Dan denk ik: het zal wel ergens in het midden liggen. En put ik uit mijn eigen ervaringen.

Ik weet ook dat elk lichaam anders op hoogtestages reageert. Zelf ben ik dit jaar, met de ploeg, maar tien dagen geweest. Ik wilde liever meer koersen. Volgens de theorie kan dat eigenlijk niet, maar ik reed toch een goede Giro. In 2013 heb ik het zelfs zonder hoogtestage gedaan, ook dat kan. De ploeg wilde dit jaar dat ik hoe dan ook ging, had daar een duidelijke visie op. Tom en ik hebben op hoogte samen heel veel nagedacht over de Giro, veel erover gepraat. Plannetjes bedacht hoe we alles aan zouden gaan pakken. Dat was de grote winst dit jaar.’

Elton John

We worden afgeleid. De pianist heeft zijn sax gepakt en blijkt een multitalent. Net nog speelde hij het gedragen Candle in the wind, van Elton John. Op zijn piano. Nu The Final Countdown. Op sax. Een beetje kitscherig. De sjieke clientèle verandert daar niks aan. De Final Countdown. Toepasselijk.Ten Dam telt met plezier af naar het volgende avontuur. ‘De fiets heb ik nog nooit gehaat. Nog nooit. Nog geen seconde.’

De week in de Dolomieten geldt niet als hoogtestage. Hij slaapt deze dagen, ingeklemd tussen twee grote rondes, wel in de bergen, maar niet boven de bomengrens. Het zou te lang duren om te wennen aan de ijle lucht, tijd voor een trainingskamp van twee, drie weken is er nu niet. Toch is het ideaal, zo’n week van huis. Omdat hij – het klinkt hard voor een familieman – even weg is van de dagelijkse beslommeringen. Hij geniet in de nabijheid van zijn gezin, met volle teugen zelfs. Wil niets missen. Maar hier, in zijn eentje in de Dolomieten, kan hij beter dan waar ook het leven van een echte prof leiden. Alleen.

Hier in de bergen is hij de asociale wielrenner, leidt hij het leven zoals de superprof – volgens de aloude principes – zou moeten leven. Niet te veel op de benen staan, anderen laten lopen. Hier wordt er voor hem gekookt, doen anderen zijn was, wordt zijn route uitgestippeld en staat de masseur voor hem klaar. Thuis, daar doet hij zo nu en dan zelf de boodschappen, zijn er beslommeringen, wacht hem geregel.

Kookt hij. Domestiek gedoe. Ook leuk, en waardevol bovendien, maar van minder goede invloed op zijn benen. ‘Ik ben zo weinig thuis dat ik, als ik een keer thuis ben, niet zo asociaal ga zijn door helemaal niks te doen. De wielrenner van nu is veel weg.

In de koers, op hoogte, of op een andersoortig trainingskamp. Vroeger waren renners veel meer thuis. Michael Boogerd was het hele voorjaar thuis, ging tussen zijn koersen door zo af en toe ook trainen in Limburg, maar nooit langer dan twee, drie dagen. Dan moet je thuis ook wel asociaal zijn. Nu zijn we op trainingskamp wel heel erg asociaal bezig. Maar de enige die je daarmee hebt is jezelf, en de verzorger die met je mee is.’

Stretchen

Hij is op trainingskamp niet meteen los van het aardse. Er is altijd een kort gewenningsproces. ‘De eerste dag op trainingskamp moet ik, zeker als ik de week ervoor ook gekoerst heb en er van alles is blijven liggen, altijd nog een beetje loskomen van de situatie thuis. Zijn er dingetjes waar je over na moet denken, mailtjes die je nog moet beantwoorden. Maar daarna ben ik gefocust.’ Dat zijn de dagen waar hij beter van wordt. Veel beter. ‘Op zulke dagen eis ik van mezelf dat alles goed is. Dat begint ’s morgens al met het stretchen.’

Hier in de bergen heeft hij, in de vroege ochtend voor het ontbijt, wél alle tijd voor zijn rek- en strekoefeningen. ‘Thuis lukt het me lang niet altijd, terwijl ik weet hoe belangrijk het voor me is. Een weekje nauwgezet al mijn oefeningen doen en ik ben weer zo soepel als je maar zijn kan.’ Stretching, Ten Dam zweert erbij. ‘Veel renners kennen in hun carrière knieproblemen, die hebben te stijve spieren in de quadriceps. Ik niet.’

Na de trainingen is er dan nog de masseur. Zijn fiets staat elke ochtend – met de bandjes op de juiste spanning en vers water in de bidonhouder – klaar voor vertrek. ‘Zo’n week als deze ben ik Rocky Balboa. Heb ik mijn eigen team om me heen dat me voorbereidt op het gevecht.’

‘De voorbereiding, vergis je niet hè, daar gaat echt veel mentale energie in zitten. Dat is de enige manier, voor mij althans, om topprestaties te kunnen leveren. Daarom zit ik hier, in mijn eentje. Nou ja, met mijn team dus. Giorgio die de omgeving kent en de routes voor me uitstippelt, Benjamin die me elke dag masseert. Een mecanicien die zich om mijn fiets bekommert. Het mooiste zou zijn als Joao, mijn manager, er ook was geweest. Dan had ik ’s avonds iemand om lekker tegenaan te ouwehoeren.

De hotelstaf, die hoort er ook bij. Die zorgt dat het me aan niets ontbreekt. Ze hebben hier nota bene een sterrenrestaurant, maar als ik gewoon een bord pasta extra wil, dan krijg ik dat. De porties worden aangepast aan mijn wensen, geen probleem. Deze week zijn ook zij onderdeel van Team Laurens.’

Team Laurens. Dat is dus iets anders dan Team Sunweb. ‘Daar ben ik, als we in koers zijn, weer onderdeel van.’ En behalve die twee, is er natuurlijk nog dat derde team. ‘Ja. The Home Team. Thessa, en de kinderen. Dat team zorgt ervoor dat alles thuis goed geregeld is. Als ik thuis ben, ben ik ook onderdeel van dat team, onderweg hoef ik me er niet om te bekommeren.

Tuurlijk, ik krijg vandaag mee dat Jens naar een kinderfeestje is geweest en dat Bodi voor het eerst met bandjes heeft gezwommen. Maar, ik weet dat Thessa het allemaal regelt en dat ik geen stress hoef te hebben of het daar allemaal wel goed gaat.’

Hij staat op van tafel. Pakt een extra rondje van het saladebuffet mee. Laurens geniet van de prachtige gerechten in Hotel La Perla, maar moet zo nu en dan wat ‘aanvullen’. ‘Renners hebben altijd honger. Wij hebben weinig met fancy. Het moet genoeg zijn. En er redelijk snel zijn. Het is brandstof en moet je lichaam in. Dat is ook je werk, goed eten.’

Het leidt weleens tot onbegrip, tot irritatie. Hij herinnert zich die avond voor de Amstel Gold Race. Een overvol hotel in Maastricht. ‘Bleek dat er ook duizend toerrijders zaten die de Amstel hadden gereden. Dat is niet zo erg als er dan voor ons avondeten tenminste een apart zaaltje geregeld is. Maar dat was niet zo, superirritant.

Kan je je voorstellen dat Arjen Robben de dag voor de WK-finale gewoon langs het buffet in zo’n toeristenhotel moet. Nee toch. Maar goed, wij dus wel. Dus ik loop zo’n rondje, check alles, met een keurende blik. Zit er een kerel, met al een paar bier in zijn mik, die me “wat zit je nou kritisch te kijken? Het is toch allemaal lekker,” toeroept.

Dus ik leg ‘m, op duidelijke toon, uit dat je toch ook geen diesel in een Ferrari gooit. Ik ben een racemotor, daar moet de juiste brandstof in. Het is mijn werk om de avond voor de Amstel Gold Race goed te kiezen bij het buffet. Ik kan onmogelijk de volgende dag afstappen en voor de camera verklaren dat ik een hongerklop heb gekregen omdat ik alleen maar voor de eiwitten en wat sla ben gegaan. Dan zegt iedereen: “Wat is die Ten Dam onprofessioneel bezig zeg”.’ Een glimlach. En excuses. ‘Ik kan een paar dagen voor een belangrijke wedstrijd soms wat scherp reageren.’

Onthulling

Hij pakt de draad weer op. Grijpt terug naar het gesprek van voor de salade. Vertelt over het leven uit de koffer. Het is de zoveelste week van dit jaar. Dat verveelt, nog altijd, niet. ‘Ik vond dat als junior al grappig. En dat is altijd gebleven.’ Hij houdt van nieuwe ontdekkingen, van andere werelden. ‘Ik merkte al jong dat er altijd gasten bij zijn met heimwee-achtige klachten. Ik vond het juist geweldig leuk als we met de districtsploeg weggingen en ik in een hotel mocht slapen. Dat heb ik nog steeds.

Ik pak mijn koffer met plezier in. En ben nog altijd benieuwd naar het saladebuffet in het hotel. En zit ik eens een keer in een of ander stronthotel in Frankrijk dan vind ik dat ook niet erg. Daar lach ik mee. ‘Weet je, ik heb weleens expres bij de ploegleiding om een bepaalde voorjaarskoers in Frankrijk gevraagd omdat ik wist dat het hotel kut was. Dan krijg je een keer doorgekookte kip te eten, nou en?

In de Ronde van de Middellandse Zee leggen ze de renners altijd in een of andere school. Moet je langs de gaarkeuken voor je prakkie. Ach weet je, dan loop je daarna even door de stad en neem je ergens een biertje. Je moet daar ontspannen mee omgaan. Ik kan dat.’ Het is de aanloop naar het echte werk, naar de koersen in de bergen. Die hebben, als jongetje van het vlakke land, altijd een aantrekkingskracht op hem gehad. Rooks en Theunisse heetten zijn idolen.

‘Dat waren mijn voorbeelden toen ik een jaar of acht was. Dat was misschien inderdaad niet zo vanzelfsprekend voor een jochie uit Noord-Holland. Maar, die bergen, de bolletjestrui, die zwetende koppen zonder helm toen nog, dat maakte enorme indruk. En nu nog hoor.’ En dus tweet hij, een paar dagen later, een ode aan de Dolomieten: ‘Ik dacht dat alle bergen hetzelfde waren. Maar ik denk dat ik mijn hart aan jou verloren heb.’

We hebben het er nota bene die avond-met-piano-en-sax nog over gehad. Toen nog had hij een heel wat onverschilliger houding. De waarheid zal ergens in het midden liggen, zoals altijd. ‘Thessa is meer een zeemens, of een watermens. Ik heb meer met de bergen. Ik ben ook graag op hoogte. Maar als journalisten mij vragen naar het verschil tussen de Alpen en Pyreneeën haak ik altijd een beetje af. Dat is echt zo’n journalistendingetje. Ik heb meer zoiets van: een berg is een berg. En ik rijd er zo hard mogelijk tegenop. Dat doet net zoveel pijn, of het nu de Alpen of Pyreneeën zijn.'

Niet de omstandigheden, maar de concurrenten maken de koers. Het is een stelregel die vrijwel altijd opgeld doet. Vandaar ook dat Ten Dam niet zo van de verkenningen is, hij de belangrijkste etappes van de Tour, Vuelta of Giro niet per se al eens wil hebben gereden. ‘Ik heb wel eens een etappe verkend en dat ik daarna prompt in de grupetto (de bus, red.) zat.

Ik bedoel maar: het gaat er vooral om dat je goede benen hebt. Slechts één keer, in de Tour van 2014, heb ik voordeel gehad van een verkenning. Die rit door de Vogezen, had ik helemaal verkend. Daar profiteerde ik van in een lastige afdaling. Ook verkennen is,’ concludeert Ten Dam, ‘eigenlijk meer een mentaal ding. Het gaat er niet om dat je iedere straathoek herkent, maar dat je ermee bezig bent. Die mentale focus, daar draait het om. Altijd maar weer.’