We zijn een half uurtje onderweg als ik, liggend op de massagetafel, een helder moment heb.

En het plots besef: bikefitting draait niet om de fiets, het draait om de mens.

Het is precies dat wat Anno Pieterse bedoelde toen hij bij aanvang van mijn ‘consult’ zei dat zijn vak wat hem betreft ‘niet strikt om de exacte cijfers, maar wel om het juiste gevoel draait.’ Meten is weten, maar strikt vasthouden aan de cijfertjes: het is slechts voor de profs.

Die kunnen in een tijdrit over 50 kilometer oneindig veel pijn lijden omdat ze weten dat die ongelukkige houding ze het meeste rendement oplevert. Maar wie wil genieten van een vrolijk rondje langs de plassen of door de polder, zit daar niet één-twee-drie op te wachten. Wij willen gewoon lekker fietsen. Toch?

Het was het idee van een van onze lezers. Die tipte via Twitter hoofdredacteur Laurens ten Dam om eens een redacteur bij een bikefitter langs te sturen voor een dynamische fietsanalyse. Dat leek ons wel wat. [blendlebutton]En stuur je dan iemand die dankzij een aantal minieme aanwijzingen niet langer bijna-perfect maar optimaal op de fiets zit? Of kies je voor de huis-tuin-en-keuken-fietser? Wij kozen voor de laatste optie. Omdat daar meer mensen – naar ons idee – profijt van hebben. Zelf had ik een paar jaar niet of nauwelijks nog gefietst. Mijn Stevens stond in drie stukken lange tijd ongebruikt in de schuur. Ik ben bovendien rond de 1.95 meter. Te lang om lekker op een fiets te zitten, zeg ik altijd maar. Er valt dus heel veel af te stellen. Aan fiets en figuur.

preview for Alles wat je moet weten over bikefitting

Voor het oog van fietsliefhebbers die een nieuw bandje komen kopen, zich oriënteren op de markt, of met uiterste precisie nieuwe wielerschoenen uitzoeken, neem ik bij All:iZi in Bussum plaats in de openbare spreekkamer. Het bedrijfje Anno Velo, in 2010 opgericht nadat Anno Pieterse het vak van (reclame)fotograaf vaarwel had gezegd, is gevestigd midden in een fietsenwinkel. Prettig. Het geeft meteen een ongedwongen sfeer, anders dan bij de dokter in de spreekkamer.

Anno is geen dokter, geen fysio, geen osteopaat, geen masseur. Maar heeft er, blijkt al meteen, wel kijk op. Een eerste blik op mijn heupen en hij ziet dat mijn rechterbeen iets langer is. Er zit bovendien een verschil tussen beide voorvoeten én mijn voetboog is aan de hoge kant. Dat vraagt om enkele correcties. Een zooltje in mijn schoen, een wigje tussen mijn schoenen en voetplaatje. Voor ik het weet hebben we beide zaken getest. Ondertussen heeft Anno ook de plaatjes onder mijn schoenen afgesteld op de bal van mijn voet. Dat was eerder – door mijzelf – onvoldoende secuur gebeurd.

Eenmaal op de fiets – een zeer wetenschappelijk ogende Shimano Bikefitting pasfiets – zien we mijn kleine afwijkingen meteen terug. Dan blijkt ook dat mijn rechterknie door de hoge, instabiele voetboog de neiging heeft om naar binnen te trekken. Om dat te voorkomen, heb ik me een houding aangeleerd die zorgt dat ik juist extreem naar buiten trap. En dat allemaal omdat het ergens in mijn heup of onderrug niet helemaal recht staat. Anno adviseert dan ook om mijn fiets niet alleen te laten afstellen volgens de cijfers die deze middag uit de computer rollen, maar vanwege de asymmetrie ook even een bezoekje aan een fysio in te plannen.

Dat is van later zorg. We werken nu in gestaag tempo verder aan mijn houding op de fiets. Mijn rug, nek, schouders; alles wordt meegenomen. Bikefitting is een kwestie van optellen en aftrekken. Van plussen en minnen. Van exacte getallen. Van procenten en percentages.

Maar bovenal is het mensenwerk. Anno overhaast dan ook niets, het is – in zijn eigen woorden – ‘geen Kwikfit.’ Zo’n duizend fittingen deed hij inmiddels. Hij volgde (vrijwel) alle mogelijke opleidingen en cursussen. Ging in de leer bij Serotta Cycling Institute, BG Fit, F.I.S.T. Slowtwitch, Torke Body Positioning, Gebiomized en Bikefitting.com. Van elk nieuw fenomeen is hij op de hoogte.

‘De basis van het vak ligt in Amerika. Voor de Spelen van Los Angeles, in 1984, hebben ze er daar toen veel tijd ingestoken, wilden ze hun renners zo goed mogelijk op de fiets zetten. Daarvoor had het CONI, de Italiaanse olympische bond, in de jaren zeventig al een hoofdstuk aan de ideale positie gewijd in ‘het’ handboek voor wielrennen. Hier heeft het veel langer geduurd. Toen ik er in 2010 mee begon, vonden veel mensen het maar onzin.’ Die tijden zijn veranderd. Vooral de inspanningen (en resultaten) van de Sky-ploeg hebben vele ogen geopend. ‘Steeds meer mensen durven nu een afspraak te maken, hebben ook niet meer het idee dat het aan profs is voorbehouden.’ Voor elk detail bestaat – het vak is duidelijk in opmars – speciale apparatuur. Met een ‘gevoelig’ zadeldekje wordt de druk op het zadel geregistreerd. Eerder al is de afstand tussen mijn zitbotten gemeten. Ik probeer, nadat gebleken is dat ik te veel op rechts ‘leun’, vijf zadels uit. Zo komen we erachter dat ik op de SMP Drakon, met een stand van 3,5 graden, het meest comfortabel én efficiënt zit. Eenmaal gewend aan de pasfiets doen we ook nog een uitgebreide pedaalanalyse, met meting van de wattages en efficiency.

We meten verder. Testen met zadel- en stuurhoogte. Dat is niet alleen een kwestie van gevoel. Anno maakt voortdurend opnames en toont me het verschil na het passen en meten. Op termijn kan mijn zadel gerust nog een centimetertje hoger, hij adviseert me nu sowieso al compacter, dieper te gaan zitten. Diverse nieuwe afstellingen helpen daarbij. Een stuur van 420 mm is het meest geschikt, net als een stuurpen (met een hoek van 6 a 7 graden) van 110 mm en cranks van 175 mm. Allemaal vrij standaard, maar het lukt Anno wel: mijn kattenrug verdwijnt langzaam maar zeker.

We meten en weten. En komen uit bij de volgende getallen. Zadelhoogte: 835 mm. Zadel setback: 87 mm. De afstand van zadel tot stuur: 565 mm. Opgeteld bij een stuurdrop van 70 en een stuurreach van 75 (even duizelt het me, zoveel getallen) komen we dan bij de zogeheten stack (629) en reach (392) uit. Dit zijn (als je iets nieuws uit wilt kiezen) onmisbare cijfers. Alle fabrikanten melden deze cijfers in hun brochures en op internet. Zodat je het model kunt vinden dat het beste bij je houding past. Anno helpt me daarbij.

Hij pakt een fiets uit de winkelvoorraad, zegt dat ik – als ik een spacer van een centimeter onder het balhoofd laat verplaatsen – er zo weg op weg kan rijden. Ik deins terug. Vast een duur karretje, zo werkt dat toch. Niets is minder waar. De Cube Attain Race kost, in deze uitvoering, 999 euro. Tuurlijk kan ik ‘m dan nog pimpen, met een betere groep en dat zadel waarop ik zo lekker zat. Maar het eerste begin is er. Voor het volgende Bicycling-nummer heb ik er allicht al ettelijke honderden kilometers opzitten.