101 dingen over jouw fietsaandrijving
Getty Images

De aandrijving van je fiets zet jouw trapbeweging om in voorwaartse snelheid. Dankzij dit prachtige systeem kunnen we lange afstanden afleggen of even snel naar de stad fietsen. Het maakt eindsprints op topsnelheid en lange, zware beklimmingen op kruipsnelheid mogelijk. De afzonderlijke onderdelen van de aandrijving — ketting, tandwielen, naaf, derailleurs, crankstel en shifters — vind je op alles, van kinderfietsen tot WorldTour-racemachines. De componenten kunnen extreem simpel of juist heel complex zijn, maar voor veel fietsers blijft hun werking een mysterie. Of je nu een doorgewinterde renner bent of net begint: op de volgende pagina’s ontdek je zeker iets wat je blik op je fiets verandert en je helpt een betere fietser te worden.
De basis van je aandrijving
1.
Het voorste deel van de aandrijving bestaat uit een of meerdere kettingbladen, bevestigd op de crank. Achteraan vind je een of meerdere tandwielen. De ketting verbindt kettingblad en tandwiel en brengt zo de kracht van je benen over naar het achterwiel.
2.
De grootte van een kettingblad of tandwiel wordt aangegeven in het aantal tanden (T).
3.
Aandrijvingen of groepsets worden aangeduid met “speed” (het aantal versnellingen). Vroeger betekende “10-speed” twee kettingbladen vooraan en vijf tandwielen achteraan. Nu verwijst het aantal “speeds” enkel naar het aantal tandwielen achteraan. Een moderne Shimano 105 groep is dus een 12-speed, ook al heeft de fiets 24 versnellingen (2x12).
4.
Moderne groepen worden aangeduid als 1x (één kettingblad) of 2x (twee bladen). 3x (ook wel een triple genoemd) komt nog voor, maar is zeldzaam op nieuwe fietsen. 1x heet in de volksmond ook wel one-by, en 2x kom je tegen als two-by.
5–6.
Het woord derailleur komt van het Franse “dérailler”, wat betekent: ontsporen. Wanneer je schakelt, "ontspoort" de ketting naar een ander tandwiel. Een 2x- of 3x-aandrijving heeft een voor- én achterderailleur. Een 1x-systeem heeft alleen een achterderailleur.
7.
Een combinatie kettingbladen wordt vaak als set vermeld, bijvoorbeeld 50/34T.
8.
Cassettes worden meestal aangeduid met het kleinste en grootste tandwiel, zoals 11-36T.
9.
Meer tanden op het kettingblad = zwaarder trappen (hogere versnelling). Meer tanden op het achtertandwiel = lichter trappen (lagere versnelling).
10.
Kettingblad en tandwiel samen bepalen de verhouding. 1:1 betekent evenveel tanden voor als achter. 2:1 betekent dat het kettingblad twee keer zoveel tanden heeft als het tandwiel op de cassette, en dus zwaarder trapt.
11.
De range (versnellingsbereik), in procenten, is het verschil tussen het lichtste en zwaarste verzet. Een combinatie van 50/34T crankstel en 11-36T cassette heeft een bereik van 484%: de hoogste ratio is 4,55 (50÷11), de laagste is 0,94 (34÷36). 4,55 ÷ 0,94 × 100 = 484%.
12.
Bij 1x-aandrijvingen is het bereik simpelweg het verschil tussen het grootste en kleinste tandwiel. Bijvoorbeeld: een 11-46T cassette heeft een bereik van 418% (46 ÷ 11 × 100 = 418%).
13.
Development is de afstand (in meters) die je aflegt per crankomwenteling. Een 50T voorblad en 24T achtertandwiel op een fiets met 700c wielen en 28 mm banden levert een development van ca. 4,43 meter.
14.
De wieldiameter beïnvloedt ook de development. Dezelfde versnelling voelt op een vouwfiets met 20 inch wielen lichter dan op een MTB met 29 inch.
15.
Een ketting bestaat uit schakels. Elke schakel heeft buitenplaten, binnenplaten, een rol en een pen (of bus). Van opzij lijkt het op een sandwich: buitenplaat – binnenplaat – rol – binnenplaat – buitenplaat, vastgezet met een pen (de ‘cocktailprikker’).
16.
De meeste fietsen hebben een systeem waarmee je kunt vrijlopen: je trapt niet mee als je je benen stilhoudt.
© Getty ImagesTandwielen & verzetten
17.
Goedkopere cassettes bestaan uit losse tandwielen met spacers ertussen. Moderne cassettes bestaan vaak uit meerdere tandwielen op één vaste drager.
18.
Fixed-gear fietsen (fixies) hebben geen vrijloop: als het wiel draait, draaien de cranks mee. Vaak hebben ze geen remmen — je remt door tegen de draairichting in te trappen.
19.
Er zijn twee hoofdtypes vrijloopmechanisme: freewheel en freehub. Beide laten je uitbollen (“freewheelen”).
20.
Bij een freewheel zit het mechanisme in de tandwielen. Het draait op de naaf en was vroeger standaard.
21.
De freehub heeft het mechanisme ín de naaf. Deze heeft de freewheel vrijwel volledig vervangen.
22.
Freehubs gebruiken een cassette die op de naaf schuift via een speciale interface (de driver body) en wordt vastgezet met een sluitring.
© Getty ImagesDerailleurs & schakelen
23.
Moderne derailleurs zijn gebaseerd op een parallellogram-ontwerp.
24.
Bij de achterderailleur vormen twee verbindingen het parallellogram tussen de B-knuckle (bovenaan, bevestiging aan frame) en de P-knuckle (onder).
25.
Onder het parallellogram zit een kooi met twee derailleurwieltjes (pulleys). Deze draait op een veer en zorgt voor de kettingspanning.
26.
De bovenste pulley heet het geleidewieltje (G-pulley), de onderste het spannerwieltje (T-pulley).
27.
De T-pulley werkt met de veer om de ketting strak te houden bij het schakelen.
28.
De G-pulley start de schakeling: hij positioneert zich onder het gekozen tandwiel en duwt de ketting omhoog. Een schakelactie begint aan de onderkant van de cassette en eindigt bovenaan.
29.
Moderne tandwielen en bladen hebben sleuven, pinnen en ramps om het schakelen te vergemakkelijken — vooral onder belasting.
30.
Achterderailleurs voor 2x-systemen hebben een schuin parallellogram. Voor 1x-systemen is het parallellogram recht.
31.
Voorderailleurs zijn eenvoudiger: een metalen kooi duwt de ketting naar een ander blad.
32.
Het schakelen aan de voorkant begint bovenaan het blad en eindigt onderaan.
33.
De kooi van de voorderailleur beweegt alleen zijwaarts; de hoogte ligt vast.
34.
De achterderailleur beweegt ingewikkelder: hij verplaatst zich zijwaarts én houdt de afstand tot het tandwiel constant.
35.
Die afstand heet de B-gap.
36.
De B-gap is instelbaar met een schroef. Te klein = risico op frictie. Te groot = trage, onnauwkeurige schakelingen. Fabrikanten geven de juiste afstelling in hun handleiding.
© Getty ImagesGeschiedenis & weetjes
37.
Shimano’s eerste product was een freewheel. Campagnolo maakte als eerste een snelspanner. SRAM begon met een draaishifter.
38.
Het Poolse woord SRAM betekent “stront”.
39.
Grotere tandwielen geven minder wrijving en kettingspanning, en zijn dus efficiënter.
40.
De meeste derailleurs werden lange tijd bediend via kabels. Tegenwoordig zijn er ook elektrische, hydraulische en luchtgestuurde systemen.
41.
In de jaren 90 introduceerde Shimano Airlines: een luchtgestuurd schakelsysteem voor downhillfietsen. Het werkte met een drukvat dat je met een vloerpomp moest vullen, geïnspireerd op de pneumatische armen in de fabrieken van Shimano.
42.
De eerste breed verkrijgbare elektronisch geschakelde fietsaandrijving was de Zap van Mavic rond 1992, bijna 20 jaar vóór Shimano’s Di2 op de markt kwam. Alleen de achterderailleur was elektronisch geschakeld; de voorderailleur werd nog bediend met een kabel via een hendel op de onderbuis. Ondanks een aantal veelbelovende eigenschappen en degelijke prestaties, sloeg Zap nooit echt aan.
43.
Mavic’s tweede poging tot een elektronische aandrijving kwam in 1999 met de draadloze Mektronic, 16 jaar vóór SRAM’s draadloze eTap. Net als Zap had Mektronic een kabelbediende voorderailleur, dit keer bediend met een grote vleugelmoer in de linker remgreep. Waar Zap betrouwbaar was, had Mektronic last van trage schakelingen en draadloze storingen. Toch was het vooruitstrevend: niet alleen draadloos, maar ook voorzien van een display dat de versnelling toonde, meerdere schakelknoppen en ergonomische remgrepen met extra handposities (die uiteraard meteen door de UCI werden verboden).
44.
Aaron Gwins afdaling tijdens de Wereldbeker in Leogang, Oostenrijk (2015), is een van de beroemdste downhill-overwinningen ooit. Gwin brak zijn ketting direct na de start, reed de hele afdaling zonder ketting, en won met 0,045 seconden voorsprong.
Schakelgewoontes & cadans
45.
Cross chaining (met een schuine ketting rijden) met een moderne aandrijving is prima. Hoewel een grotere kettinghoek iets minder efficiënt is - een recht ligeende ketting is sneller - hoef je je daar echt niet druk over te maken. Er zijn betere en minder goede schakelgewoontes, maar er is geen goed of fout.
46.
Cadans is het aantal omwentelingen van je crank per minuut. Een “perfecte” cadans bestaat niet, maar de meeste rijders voelen zich comfortabel bij een cadans van 80 tot 100 omwentelingen per minuut (RPM) als ze in het zadel zitten. Door te schakelen behoud je een comfortabele cadans terwijl het terrein verandert.
47.
Een hogere cadans is doorgaans moeilijker soepel te trappen uit het zadel. De meeste renners vinden een cadans van 60 tot 80 RPM het prettigst als ze dansen op de pedalen.
48.
Aandrijvingen met twee (of meer) kettingbladen hebben overlappende verzetten. Bij een 11-speed aandrijving met 50/34T kettingbladen en een 11-28T cassette begint de ratio-overlap al bij het vierde tandwiel - een 34x19 komt overeen met een 50x28. Dus hoewel er 22 combinaties zijn, zijn er minder unieke verhoudingen.
49.
Derailleur-aandrijvingen vereisen een bewegende ketting om te kunnen schakelen. Daarom moet je trappen om te schakelen. Meestal schakel je het best bij een vlotte cadans (rond de 85 RPM) en met iets verminderde trapkracht.
50.
Minder gebruikelijk is een aandrijving waarbij de crank vrijloopt in plaats van de cassette. Bij een “front freewheel” blijven ketting, bladen en tandwielen bewegen tijdens het uitrollen. Je kunt dan schakelen terwijl je rolt of trapt. Deze systemen zijn nooit echt populair geworden, maar winnen aan belangstelling bij mountainbikers.
51.
Wil je meerdere tandwielen achter elkaar opschakelen, doe dit dan bij een hoge cadans en met zo min mogelijk druk op de pedalen.
52.
Als je onder zware belasting meerdere achtertandwielen moet opschakelen, doe dit dan tand voor tand. Laat de ketting eerst volledig overgaan op het volgende tandwiel voordat je verder schakelt. Zo voorkom je overslaan of schade.
53.
Schakel met vooruitziende blik. Probeer alvast in het juiste verzet te schakelen vóórdat je het nodig hebt. Bijvoorbeeld: schakel naar een licht verzet vlak voordat je bij een stoplicht komt, zodat je makkelijker kunt wegrijden. Dit voorkomt een lage cadans en hoge belasting bij het wegrijden.
54.
Bij de meeste fietsen zit de shifter voor de achterderailleur rechts (“Rechts = achteR” is makkelijk te onthouden) en de voorste links. Bij sommige systemen kan dit worden omgekeerd, vooral bij elektronische aandrijvingen.
55.
De elektronische aandrijvingen van SRAM en Shimano hebben optioneel extra satellite shifters die je overal kunt monteren. Ze bieden je een extra positie om te schakelen (vaak in het midden van het stuur, zodat je handen bovenop kunnen liggen en schakelen tijdens het klimmen). Ze zijn ook ideaal voor fietsers met hand- of vingerbeperkingen.
56.
Bij beide derailleurs geldt: beweeg je de ketting naar buiten, dan kies je een zwaarder verzet; naar binnen geeft een lichter verzet.
57.
Veel derailleurs hebben begrenzingsschroeven - gemarkeerd met H (High) en L (Low) - die het bereik instellen. Ezelsbruggetje: “Low is langzaam, High is hard gaan.”
58.
Opschakelen betekent een zwaarder (hoger) verzet kiezen; terugschakelen is lichter (lager). Vooraan is dit letterlijk naar boven (groot blad, opschakelen) of naar beneden (klein blad, terugschakelen). Achteraan is het andersom: een opschakeling betekent naar een kleiner tandwiel; terugschakelen naar een groter.
59.
Voor veel beginners is de voorderailleur verwarrend. Wanneer moet je schakelen? Geen stress: moderne aandrijvingen kunnen bijna alle combinaties aan. Best practice: gebruik het grote blad zoveel mogelijk, en schakel alleen naar het kleine blad bij de drie à vier grootste (lichtste) tandwielen achter.
60.
Waarom het grote blad vaker gebruiken? Schakelen vooraan gaat trager, grover en is foutgevoeliger dan achteraan. Dit komt door de grotere tandverschillen. Bovendien geven grotere tandwielen minder kettingwrijving - dus meer efficiëntie.
61.
Geen zin in een voorderailleur? Kies dan voor een 1x-aandrijving (“one-by”). Eén voorblad is eenvoudiger in gebruik en onderhoud. Moderne cassettes geven je bijna hetzelfde bereik als een 2x. Je hebt wel grotere sprongen per schakeling. Bijna alle mountainbikes hebben een 1x; maar het is ook populair bij gravel-, cross- en tijdritfietsen. Ook racefietsen kunnen met een brede 1x worden uitgerust.
62.
Het begin van het einde voor de voorderailleur bij mountainbikes kwam in 2012, toen SRAM de 1x11 groepset XX1 introduceerde. Tegenwoordig hebben de meeste mountainbikes op het frame geen bevestigingsmogelijkheid meer voor een voorderailleur.
63.
Geluiden en trillingen vertellen je veel over de toestand van je aandrijving. Een goed afgestelde en gesmeerde aandrijving loopt soepel, stil en schakelt precies. Gaat het lawaaierig of ruw? Dan is onderhoud nodig.
© Getty ImagesMechanieken & alternatieven
64.
Als je ketting piept of kraakt, verspil je niet alleen energie, je versnelt ook de slijtage. Een goed gesmeerde ketting gaat langer mee, dus hoef je onderdelen minder vaak te vervangen.
65.
De meeste mechanische voorderailleurs hebben “trim”-posities. Hiermee kun je de derailleur iets bijstellen om te voorkomen dat de ketting aanloopt. Dit gebeurt vaak met een halve druk op de shifter.
66.
Er zijn twee basisvormen van mechanisch schakelen: index en frictie. Moderne systemen gebruiken indexschakeling: elke klik trekt of laat de kabel een vaste afstand bewegen. Bij frictieschakeling bepaal je zelf hoeveel je de hendel en kabel beweegt. Frictie is simpel en robuust; index vereist precieze afstelling.
67.
Een derailleur-systeem heeft alle onderdelen blootliggend. Het is licht, efficiënt en gemakkelijk te onderhouden. Daarom is het de meest gebruikte vorm bij meervoudige aandrijvingen.
68.
Er zijn ook intern geschakelde systemen. Die lijken op het oog op een singlespeed omdat de versnellingen verborgen zijn. Ze kunnen zich bevinden in de achternaaf (zoals de bekende drieversnellingsnaaf op een stadsfiets) of in een centrale gearbox tussen de cranks.
69.
Intern geschakelde systemen zijn vaak duurzamer (want minder kwetsbaar), beter bestand tegen slecht weer en vragen minder onderhoud. Maar ze zijn zwaarder en minder efficiënt dan derailleur-systemen. Een gearbox vereist vaak een speciaal frame.
70.
Intern geschakelde naven zijn geëvolueerd: ze zijn er met 7, 8, 11 of zelfs 14 versnellingen.
71.
Een variant is de CVT-naaf (continu variabele transmissie). Deze heeft geen vaste versnellingen, maar biedt traploos instelbare verzetten tussen hoogste en laagste verhouding.
72.
Een recente innovatie is de PowerShift-naaf van Classified: een draadloos geschakelde interne 2-speed-naaf die samenwerkt met een achterderailleur en cassette. Je krijgt het bereik van een 2x-systeem zonder voorderailleur en dubbele kettingbladen.
73.
Een fietsgearbox werkt net als een handgeschakelde auto: jouw benen geven de input (via de cranks), binnenin worden versnellingen geschakeld, en de uitgang (kettingblad) draait sneller of langzamer, afhankelijk van het gekozen verzet.
74.
Het Duitse Pinion is marktleider in gearboxes. Ze maken 6-, 9-, 12- en 18-speed versies, met kabelbediening of elektronisch. Hun nieuwste product combineert een e-bike motor met een geïntegreerde versnellingsbak.
75.
Een voordeel van een gearbox of naafversnelling is dat je een riemaandrijving kunt gebruiken in plaats van een ketting. Een riem is stiller, schoner en onderhoudsarmer. En omdat een riem geen olie nodig heeft, blijft alles netter.
Innovaties in schakelen
76.
Voor 1989 zaten schakelaars op de onderbuis of stuurpen (racefietsen) of bovenop het stuur (MTB’s). Shimano veranderde dat met STI: in 1989 kwamen dubbele shifters voor MTB’s en in 1990 de geïntegreerde rem/schakelhendels voor racefietsen. Zo kon je schakelen en remmen vanuit dezelfde positie. Campagnolo volgde in 1992 met Ergopower.
77.
In 1940 introduceerde Campagnolo zijn eerste meervoudige aandrijving: Cambio Corsa. Deze bestond uit een speciaal frame met getande, lange horizontale dropouts en twee hendels op de liggende achtervork. Eén voor de snelspanner van het achterwiel en één om de ketting te verplaatsen, terwijl je achteruit trapte. De kettingspanning werd geregeld doordat het wiel tijdens het rijden naar voren of achteren schoof.
78.
De meeste moderne fietsen hebben een vervangbaar derailleurpad. Deze pad is ontworpen om te buigen of breken bij impact, zodat de derailleur zelf intact blijft. Maar ze buigen ook vrij makkelijk, wat het schakelen verslechtert. Vermijd dus dat je je fiets op de derailleur legt of met de derailleur ergens tegenaan zet.
79.
Ook bij vervoer (auto of fietskoffer) is voorzichtigheid geboden. Veel derailleurpads raken verbogen tijdens transport.
80.
Een licht verbogen derailleurpad kun je rechtzetten met een speciaal uitlijningsgereedschap. Een “hanger alignment tool” werkt als meetlat en hefboom tegelijk.
81.
Decennialang maakte elke fabrikant zijn eigen derailleurpads, vaak zelfs per model. Daardoor was het lastig snel een vervangend exemplaar te vinden. Dat veranderde in 2019 toen SRAM de UDH (Universal Derailleur Hanger) introduceerde. Fietsen met UDH gebruiken allemaal hetzelfde type pad, wat handig is voor winkels en fietsers.
82.
De standaardisatie van UDH is top. Maar het was eigenlijk bedoeld als voorbereiding op SRAM’s nieuwe Full Mount-derailleurs zonder pad (2023). Die monteren direct op het frame, zijn extreem stijf, en zorgen voor perfecte uitlijning. Tot nu toe zijn deze alleen beschikbaar voor 1x-aandrijvingen.
© Getty ImagesSchakelen ging via een hendeltje op de bovenbuis
Eenvoud & alternatieven
83.
Krijg je hoofdpijn van schakelen? Rijd een singlespeed. Licht, stil, eenvoudig, goedkoop en onderhoudsarm.
84.
Het maakt niemand wat uit dat je op een singlespeed rijdt!
Onderhoud & slijtage
85.
Er zijn twee basissoorten kettingsmeermiddel: vloeibaar en wax. Vloeibaar is sneller aan te brengen en gaat vaak langer mee, maar trekt vuil aan. Wax is schoner en meestal efficiënter, maar vergt meer voorbereiding en is gevoeliger voor natte omstandigheden.
86.
Het smeren van je ketting gaat niet om het insmeren van de buitenkant. Het gaat om het smeren van de binnenste rollers en scharnierpunten.
87.
Na verloop van tijd slijt je ketting en moet hij vervangen worden. De algemene vuistregel: vervang bij 0,5% tot 0,75% rek.
88.
Hoewel men spreekt van “kettingrek”, rekt het metaal niet echt uit. Het zijn de pennen en rollers die slijten.
89.
Vervang je ketting op tijd - het is het goedkoopste deel van je aandrijving. Te lang doorrijden versnelt de slijtage van duurdere onderdelen zoals cassette en kettingbladen.
90.
Gebruik geen vast aantal kilometers of tijd als richtlijn voor het vervangen van je ketting. Omstandigheden, smering en verzetkeuze bepalen de slijtage.
91.
Een kettingslijtage-meter is een handig “go/no-go”-hulpmiddel: steek één kant tussen de schakels, als de tweede kant ook tussen de schakels past, is de ketting versleten.
92.
Een snelle test: trek bij het kettingblad een schakel van het blad af op de 3 uur-positie. Als je hem ver op kunt tillen, is vervanging waarschijnlijk nodig. Check dit met een slijtagemeter.
93.
Met een ouderwetse liniaal kan het ook. Tel 10 pennen: staan ze meer dan 25,6 mm uit elkaar? Vervang je ketting. Maar een slijtagemeter is preciezer.
94.
Traditioneel meet men lineaire slijtage. Abbey Bike Tools bracht een tool uit die ook zijdelingse slijtage meet. Bij 1x-aandrijvingen kan zijdelingse slijtage sneller optreden en de schakelprestaties beïnvloeden.
95.
Schakel je over naar een ander smeermiddel? Ontvet je ketting dan eerst grondig.
96.
Net als smeren draait goed reinigen om de binnenkant van de ketting. Laat de ketting weken en beweeg hem om het vuil los te maken.
97.
Kettingreinigers zijn handig als je de ketting niet wilt verwijderen. Maar een schone buitenkant betekent niet dat de binnenkant ook schoon is. Neem je tijd en werk grondig.
© Getty ImagesTechnische termen & afwerking
98.
BCD staat voor Bolt Circle Diameter: de boutmaat waarmee kettingbladen aan de crankspider worden bevestigd. Sommige cranks gebruiken directe montage zonder spider.
99.
Vroeger waren spiders en BCD’s vrij gestandaardiseerd. Tegenwoordig zijn ze vaak merkspecifiek. Weet dus je cranktype (bijv. Shimano, SRAM, Campagnolo) voordat je een nieuw kettingblad koopt.
100.
Fietsen hebben een “drive side” (meestal rechts) en een “non-drive side”. Sommige BMX’ers gebruiken LSD (left-side drive) om slijtage te vermijden bij het grinden. Op de baan worden sommige fietsen ook links aangedreven voor aerodynamisch voordeel.
101.
Het Franse woord “souplesse” beschrijft een vloeiende, ontspannen pedaalslag. Stel je voor dat je benen snel maar soepel bewegen, terwijl je bovenlichaam stil blijft. Schakel om die soepelheid te behouden. Als je dat bereikt hebt, heb je het schakelen onder de knie.
meer tips & tricks in de nieuwe magazine
Met deze 101 weetjes over je aandrijving heb je de belangrijkste basics en verborgen details in één overzicht. Zo voorkom je beginnersfouten – net als in ons recente stuk over de grootste gravelblunders – en rijd je met meer kennis en plezier op de fiets.
Dit artikel verscheen eerder in Bicycling #3. Wil je meer van dit soort tips, previews en achtergrondverhalen lezen? Neem een abonnement op Bicycling of bezoek onze shop voor de nieuwste edities en specials.




