Tour Divide: Het bizarre avontuur van Laurens ten Dam
‘Ik was zó moe. Ik was echt aan het hallucineren.’
Op 14 juni van dit jaar staat Laurens ten Dam in het Canadese Banff aan de start van het grootste avontuur uit zijn carrière. De finish ligt ruim 4.300 kilometer zuidelijker in de Amerikaanse staat New Mexico. Nou ja, finish. Het einde van de Tour Divide – de meest legendarische bikepackingwedstrijd ter wereld – is gemarkeerd bij een hek op de Amerikaans-Mexicaanse grens bij het nietige plaatsje Antelope Wells. In the middle of nowhere, net zoals de rest van de route door onherbergzaam en verlaten terrein leidt en deelnemers dusdanig op de proef stelt dat ze dingen gaan zien die er niet echt zijn...
Het is ruim twee maanden later wanneer we bij Laurens in de achtertuin teruggaan naar die 15 dagen in Noord-Amerika die hij nodig had om van start tot finish te komen. Twee maanden die hij nodig heeft gehad om te kunnen reflecteren op de meest bizarre wedstrijd die hij ooit reed.
Lau, laten we eerst eens even met de belangrijkste vraag beginnen: Waarom?
‘Omdat ik wel van een uitdaging houd. Ik heb de afgelopen jaren meerdere korte bikepackingraces gewonnen, zoals Further en Transcordilleras, en dat ging me goed af. Toen belde ik vorig jaar met Bas Rotgans, godfather van het bikepacken in Nederland, en vroeg hem: als ik één wedstrijd moet rijden, welke moet het dan zijn? Zijn antwoord kwam er zonder aarzeling uit: ‘Tour Divide. Het is de Elfstedentocht onder de bikepackingtochten.’ En ja, als ik dat hoor dan ben ik om. Ik dacht ook: hoe moeilijk kan het zijn. Gewoon vier keer zo lang als Further, vier keer achter elkaar plakken wat ik daar deed. Dat bleek toch een onderschatting...’
Je ging voortvarend van start tijdens die eerste dagen. Hoe ging dat?
‘De groepsstart in Banff om 7 uur ‘s ochtends zorgde natuurlijk wel voor een wedstrijdgevoel, ik was ook best wel nerveus voor de start. Ik wist dat de winnaar van vorig jaar, Ulrich Bartholmoes, en Justinas Leveika de mannen waren om in de gaten te houden. We reden die eerste dag ook best veel samen, maar ik had wel door dat ze echt sterk waren. Op sommige stukken liet ik ze gaan, om daarna toch weer terug te komen, maar andersom gebeurde ook, waardoor ik uiteindelijk al eerste in Fernie aankwam, na 250 kilometer en ruim 12 uur op de fiets. Ik had voor mezelf besloten om daar te gaan slapen – dat had Lachlan ook gedaan – en had het hotel ‘s ochtends één minuut na de start geboekt. Je mag je overnachtingsplekken namelijk pas vastleggen na het startschot. Ik was dus echt bezig met een plan, terwijl die andere mannen er veel relaxter mee om gingen en wel zouden zien waar ze zouden gaan slapen. Toch stonden ze opeens naast me bij het inchecken en vroegen of er nog een kamer beschikbaar was. Zij deelden een kamer en maakten echt een korte nacht, want toen ik om 1 uur ‘s nachts weer vertrok had ik misschien 4 à 5 uur geslapen, maar waren die mannen al lang weer vertrokken. Ik heb Justinas (de latere winnaar – red.) ook nooit meer teruggezien.’
‘Ulrich kreeg ik later nog wel weer in zicht toen ik op dag twee aankwam in Colombia Falls. Die dag had ik best lekker gereden, maar ik had onderweg wel mijn lamp en mijn handschoenen verloren. Vooral die lamp was wel echt een probleem. Gelukkig kon ik daar wel bij zo’n one dollar shop een zaklampje op penlites kopen en bij een tankstation een paar handschoenen, maar het zat me niet lekker. Ik viel om kwart over acht in slaap en werd anderhalf uur later alweer wakker en kon gewoon niet meer slapen. Dus toen ben ik om 11 uur ‘s avonds weer opgestapt en zat ik die hele derde dag voor Ulrich.’
En je had nog zo gezegd dat je niet van die ultrakorte nachten ging doen en toch rijd je vervolgens 418 kilometer op dag drie.
‘Ja, maar ik voelde me eigenlijk helemaal niet goed die dag. Ik had na twee ultrakorte nachten gewoon echt te weinig geslapen. Na een paar uur onderweg, het was toen nog nacht, was ik zo moe dat ik toch ging doen wat ik eigenlijk niet wilde: even langs de kant van de weg liggen in mijn bivy, een soort aluminium slaapzak. Gewoon op de grond. En later die ochtend nog een keer, een kwartiertje echt slapen. Dat hielp me goed de dag door, waardoor ik om 5 uur ‘s middags in Lincoln aankwam. Daar had Lachlan geslapen, maar ik vond zo vroeg stoppen, als het nog licht is, toch zonde. Ik wist ook dat het ‘s nachts zou gaan sneeuwen en 110 kilometer verder lag Helena. Dus ik dacht, met iets meer dan vijf uur kan ik daar zijn, want mijn gemiddelde lag de hele tijd zo rond de 20 km/uur. Maar dat bleek nog een stuk vol hike-a-bike's te zijn, door de sneeuw, waarbij ik in de afdaling ook nog een paar keer viel. Ik kwam uiteindelijk pas om 12 uur ‘s nachts in mijn hotel aan, 25 uur nadat ik vertrokken was bij de vorige.’
Hoe voelde je je op dat moment?
‘Ik was zó moe. Ik was ook echt een beetje aan het hallucineren toen ik in het donker door die bossen reed. Hing er ergens een schuine tak, dacht ik dat het een huis was. Of ik dacht dat ik ergens mensen zag staan. En toen ik Helena binnenreed was er opeens overal verlichting, ik dacht dat ik in een carnavalsoptocht zat. Ik zei later ook tegen Karsten (Kroon – red.), die van ayahuasca houdt: ‘Jij houdt toch zo van hallucineren? Kom maar een keer 48 uur met mij meefietsen’. Toen wist ik wel, dit moet niet zo doorgaan.’
Wil je weten hoe het afliep en het volledige interview met Laurens ten Dam over zijn meest bizarre fietsavontuur ooit lezen? Koop dan nu onze gravelspecial in de winkel of online in onze webshop.