De 10 raarste eigenschappen van wielrenners

Fietsen is de mooiste sport van de wereld. Daar zijn wij het met z'n allen wel over eens. Maar fietsers zijn ook rare wezens en vooral beginnende fietsers en niet-fietsers zullen zich verbazen als ze zich voor het eerst melden in een groep met ervaren rotten. Schrik niet want over een paar maanden doe je het zelf ook. Dit zijn de 10 vreemdste eigenschappen van fietsers.

Gijs Ferkranus

Gijs Ferkranus

1. Als het niet op Strava staat is het niet écht gebeurd

Is de batterij van je teller eerder leeg dan dat je rit is afgelopen? Ziedende kwaadheid zal zich van je meester maken. Ook ga je pas van start met je rit als je gps-teller goed signaal heeft gemaakt. Ook al duurt dat 10 minuten.

2. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand

Winkelruiten of kantoorpanden zijn de perfecte plekken om te checken of je gesoigneerde look nog steeds on point is. Overigens gaat dit ook op wanneer er bij een toertocht een fotograaf staat. Vergeet dan niet je duim op te steken of een peaceteken te maken.

3. Nooit je route kruisen

Een bezoek brengen aan familie die 50 kilometer verderop woont is leuk. Maar waag het niet om in je hoofd te halen precies dezelfde weg heen én terug te rijden. Dat doe je nooit! Je fietst altijd een andere weg en gaat nooit twee keer over hetzelfde stuk weg. Sterker nog, je route moet altijd een soort rondje zijn en mag nooit gekruisd worden!

4. Gaan voor ronde getallen

Wielrenners stoppen nooit bij 48,9 km maar rijden door tot 50. Uiteraard maak je ook een extra lusje om precies de 100, 150 of meer vol te maken.

5. Stroopwafels en appeltaart zijn goed voor je

Klopt! Want een appel is fruit en meel is gemaakt van graan en graan is een plant en planten zijn groente. Dus. En suiker? Dat is ook groente, want het komt van riet of biet en dat is ook een plant.

6. Is mijn fiets nog heel?

Een schuiver gemaakt? Of misschien wel helemaal in de kreukels? Als je opgestaan bent of weer bij bent is het eerste dat je je afvraagt: 'is mijn fiets nog heel?' Niet op een ontspannen of rustige manier, nee alsof je uit een nachtmerrie ontwaakt en rechtop, zwetend in je bed zit.

7. Perfecte lijntjes

Fietsers maken zich ontzettend druk over hun gebruinde ledematen. Dat fietsen is allemaal prachtig natuurlijk, maar als je vormstrepen (de lijntjes tussen gebruinde en witte huid) niet perfect is, is dat een teken van amateurisme. Dus wie fietsers neurotisch aan hun mouwtjes of broekspijpjes ziet trekken... wees gerust. Want hoe mooier, scherper en met beter contrast de vormstreep is, hoe beter de fietser is. Het is een soort statussymbool.

8. Slecht gemiddelde?

Wat het niveau van de fietser ook is, als het gemiddelde niet bóven een door de fietser zelf bepaalde magische grens is, dan is de rit niet geslaagd. Dus altijd moet je gemiddelde hoger zijn dan bijvoorbeeld 28, 30 of 32 per uur. Afhankelijk van de benen en de gemoedstoestand kan hiermee door de fietser zelf gesjoemeld worden.

9. Met de wind mee waaien

Fietsers starten altijd hun rondje met wind tegen, zodat je de laatste kilometers meewind hebt. Heb je na het keerpunt wéér tegenwind ? Dan ben je daar de rest van de dag chagrijnig van. Sterker nog, het kan zo maar een verhaal zijn dat je op verjaardagen vertelt en uit den treuren aan je kleinkinderen oplepelt. De wind speelt ook een belangrijke rol bij het verbeteren van een PR of KOM.

10. Extra nonchalant wachten

De profs zijn er koning in; een éxtra nonchalante houding aannemen op je bovenbuis, terwijl je wacht op je fietsmaten of bij een stoplicht. Het moet de 'tegenstanders' een gevoel geven van 'ohh, hij zit er nog zo ontspannen bij, hij zal deze rit supersterk zijn.'