De Retro Ronde van Vlaanderen

Nostalgie viert hoogtij bij de Retro Ronde van Vlaanderen. Even terug in de tijd.

Op de Markt van Oudenaarde in het hart van de Vlaamse Ardennen staat een Italiaan. Zijn grijze hoofdhaar is opgeschoren, de baard gemillimeterd. Hij draagt een egaal zwart koerspetje, boven de klep rust een grote, oude stofbril. Zijn wollen trui is zwartwit met de naam Peugeot in blokletters op de borst genaaid. Over zijn schouders en onder zijn oksels door loopt een reservetube, aan de voorkant vastgeknoopt met een leren riempje.

Retro Ronde van Vlaanderen

Giampaolo Zauli is in het dagelijks leven manager bij een bedrijf dat handelt in natuurlijke voedingsproducten, in de weekeinden is hij geregeld een coureur uit de jaren twintig of dertig van de vorige eeuw. Thuis, in de provincie Ravenna, heeft hij een stuk of dertig fietsen uit die periode, compleet met bijpassend tenue. Vandaag heeft hij een fiets uit 1937 meegenomen.

‘Si, een beetje doorgeschoten is het wel, maar overal waar ik kom als renner uit het verleden tref ik lachende gezichten.’ Ook bij de elfde editie van de Retro Ronde van Vlaanderen is het een en al vrolijkheid. Vanuit twaalf landen zijn achthonderd deelnemers naar Oost-Vlaanderen getrokken om met hun stalen rossen tussen de 40 en 160 kilometer over de kasseien te rammelen.

‘Ja, natuurlijk is het een hang naar vroeger,’ zegt Zauli, ‘ik ben een oude romanticus. Ik ben verliefd op dat oude, ambachtelijke, onverwoestbare materiaal. En in koersen als deze kan ik even uit onze haastige en hectische tijd stappen. Op dit oude rijwiel tussen gelijkgezinden kom ik tot rust.’ Zijn oudste fiets is er een uit 1910. Hij heeft er nog een paar van voor de Tweede Wereldoorlog, allemaal van Franse makelij. Tot zijn verdriet is er vrijwel geen Italiaanse fiets uit die tijd bewaard gebleven: tussen 1940 en 1945 werden ook de rijwielen omgesmolten tot wapens, munitie en ander oorlogstuig.

Fiets en outfit jaren '30

Op een hoog, overdekt podium aan de zijkant van het marktplein heeft Zauli net de startlijst getekend. Daar werden ook zijn fiets en zijn outfit gekeurd door mannen en vrouwen die kleding dragen uit de jaren dertig. Onder hen ook een non, een kapelaan, een dorpsdokter en een gendarme.

Niets dan lof hebben ze voor Zauli, met zijn metalen bidon voorop het stuur en het vermolmde tasje aan het frame. De Italiaan wordt toch ook even vermanend toegesproken. Geschoren benen is bij deze vintage koers ten strengste verboden. Net als klikpedalen, nylon shirts, lycra broeken, de versnelling op het stuur en remkabels die in het frame verwerkt zijn. Voor zondaars volgt een standje, geen uitsluiting. Alles met een knipoog. Het moet wel leuk blijven. Als het schakelen maar met een commandeur op de buis gebeurt, niet met shifters in de remgrepen of op het stuur.

Een van de vele Britten – naast de Belgen en de Nederlanders het best vertegenwoordigd – komt het podium op. Hij wordt ondervraagd over zijn fiets, in het bijzonder over zijn versnellingsapparaat. Hij noemt het een suicide gear changer: bij het schakelen is de kans groot dat het misgaat en dat je van de fiets af stuitert. Er wordt gelachen.

Een andere deelnemer wijst op de glasschraper, een hulpmiddeltje dat ervoor zorgt dat er geen scherven in de banden komt. Op de ruilbeurs en onderdelenmarkt die een dag eerder op dezelfde plek werd gehouden was er ook een te koop, net als verweerde zadeltasjes, vleugelmoeren, worstenhelmen, commandeurs, cognackleurige leren handschoentjes.

Retrokoers

Ook vandaag staan er nog een paar kraampjes met onderdelen. Darren Dawson, een engineer in dienst van de BBC, vond er gisteren zwarte veterschoenen voor zijn extreem grote voeten. Nu rommelt hij door de bakken op zoek naar passend stuurlint voor zijn Gazelle uit 1978. Bij een Nederlandse fiets hoort een Nederlandse koerstrui had hij bedacht, maar dat het Willem II-shirt van polyester is, moeten we hem niet kwalijk nemen: hij is een betrekkelijke nieuwkomer in het vintage fietsen.

Het is zijn derde retrokoers, een cadeautje voor zijn veertigste verjaardag van zijn vrienden Miles, Mike en Gary. ‘Het is onze reactie op het moderne fietsen waar het over grammetjes gaat, en alles gericht is op efficiëntie. Retrokoersen is er moeite voor doen, hard werken soms, maar ik voel dan wel echte liefde voor de fiets en voor het fietsen.’

Dawson heeft thuis in Engeland ook wel gewoon een moderne, lichtgewicht racefiets, die gaat toch een stuk sneller. Hij spreekt het woord ‘carbon’ net iets zachter uit dan de rest van de zin, het is hier vandaag toch een beetje vloeken in de kerk.

Daarover gesproken, Dawson wijst in de richting van de achterkant van de monumentale Sint-Walburgakerk. In de schaduw ervan ligt het terras van De Carillon, het oudste bruine café van Oudenaarde. Dat fietsen is natuurlijk fantastisch, maar hij heeft nu al zin in de speciaalbieren na afloop. ‘No better place to drink them than here.’

Vlaamse klimmetjes

Dan begeeft hij zich met zijn vrienden rustig naar het vertrek. Haasten is er vandaag niet bij. Als voor even de jazzmuziek uit de luidsprekers zwijgt kondigt een heraut vanaf het balkon van het laatgotische stadhuis van Oudenaarde de op handen zijnde koers aan. Ook als hij met de grote bel in zijn hand het peloton heeft doen vertrekken wordt er niet geracet.

Er zal uiteindelijk wel iemand als eerste de streep passeren, maar belangrijk is het niet. Het is op deze zonnige dag vooral zaak elkaar en de fraaie vergezichten te bewonderen én op tijd het verzet op de framebuis aan te passen. Het beklimmen van de kasseihellingen in het Vlaamse land is normaliter al geen sinecure, laat staan in de verkeerde versnelling.

De fanatieke renners hebben een dag eerder al met een groepje de Koppenberg en de Patersberg beklommen, vandaag trekt het peloton over iets barmhartigere klimmetjes als de Leberg, Molenberg, de Hotond en de Kwaremont.

Voor de langste afstand zijn het er toch zestien, met 1700 hoogtemeters. De mensen die vandaag op de laatste stukken van de hellingen moeten lopen worden door de toeschouwers net zo enthousiast begroet als de renners die wel fietsend boven zijn gekomen. Het is wel koers vandaag, geen wedstrijd.

Dat is ook goed te zien bij de ravitailleringsplaatsen. De meeste renners doen geen snelle greep in een bak energierepen en een krat koude sportdrank, ze nemen alle tijd voor de uitgestalde aardbeien, de wafels, de melk, én voor een goed gesprek met een ander die net zo blij is dat de felle zon een kwartiertje niet op z’n wollen koerstrui schijnt. De locaties nodigen er toe uit. De karakteristieke korenmolen De Tissenhove met zijn rode wieken en zijn open voet. De paardenhoeve waar de renners vóór de bevoorrading een rondje door de fokkerij en langs de koetsen maken.

Knickerbocker

Sven (44) uit Wiesbaden past uitstekend in deze omgeving met zijn knickerbocker, zijn platte pet en zijn fiets uit 1925. Met zijn maatje Karsten (46) moet hij deze dagen de meeste gefotografeerde coureur zijn. Het praatje bij het plaatje is mogelijk nog beter. Sven is al zolang hij zich kan herinneren gefascineerd door geschiedenis, door de persoonlijke verhalen.

Toen hij vijftien jaar geleden een niet ver van zijn geboortehuis gemaakte foto vond van een jonge coureur met een racefiets en een trui met Dürkopp erop ging hij op onderzoek. Hij heeft de renner nog niet kunnen identificeren, maar na lang speuren heeft hij wel dezelfde fiets samengesteld, een exemplaar van Duitslands eerste seriefabrikant van rijwielen, zonder versnelling, zonder achterrem. ‘Wer Dürkopp nimmt, der siegt bestimmt,’ luidde de slogan.

Het gaat Sven niet om de winst, hij wil zo diep mogelijk in de belevingswereld duiken van de renners van toen. Voelen wat de fiets betekende voor gewone mensen zonder geld en zonder auto. ‘Achter elke fiets staat een mens die het in beweging zet, met zijn eigen redenen om te gaan rijden en met zijn eigen belevenissen,’ zegt Sven, ‘vooral vroeger.’ Dat nostalgische gevoel bracht hem ertoe een tocht te reconstrueren die Arno Triebner, een Duitse tuinman, in 1937 had gemaakt van München over de Alpen via Rome naar de Amalfikust onder Napels, en terug naar Duitsland.

Sven was op het gedetailleerde dagboek van de tuinman gestuit, die in de vooroorlogse jaren al zijn vrije tijd opspaarde en eens in de zoveel tijd tegen zijn vrouw zei dat ze even alleen voor de drie kinderen moest zorgen: hij ging op de fiets de wereld ontdekken. Op een vergelijkbare Anker-fiets met eenzelfde leren koffer achterop, over zoveel mogelijk dezelfde wegen, in dezelfde kleding en op een gelijksoortig, sober dieet reed Sven bijna tachtig jaar later ook naar Italië en terug.

Ontroerd was hij onderweg door de observaties van zijn voorganger, diens doorzettingsvermogen en het wonderschone, glooiende landschap, vooral in Toscane waar veel van Triebners route onveranderd is.

Ook in de Vlaamse Ardennen rijden de deelnemers vandaag over kilometers gravelpaden en hol liggende kasseiweggetjes uit vervlogen dagen. Stof, rammelende bejaarde fietsen, in wol gestoken renners, en op plaatsen amper tekenen van de moderne tijd. Een door het verleden koersend peloton. Of zoals een dertiger het zei, vanaf zijn oude Magneetfiets en vanonder een koerspet met de tekst Only steel is real: ‘Hoeveel de renners vandaag ook van elkaar verschillen, we zijn allemaal veel te laat geboren.’

Dit verhaal verscheen eerder in Bicycling 3 (2018). Wil je meer van dit soort verhalen lezen? Neem dan een abonnement op Bicycling.