Tour de France 2025

Dit is waarom de Tour de France elk jaar sneller wordt

Een combinatie van technologie, wetenschap en koersdynamiek zorgt ervoor dat de Tour de France jaar na jaar in een hogere versnelling rijdt.

Getty Images

Getty Images

De Tour de France heeft door de jaren heen een indrukwekkende snelheidsontwikkeling doorgemaakt. In de jaren ’30 reden de winnaars gemiddeld nog geen 30 km/u. In 2022 reed Jonas Vingegaard met een recordgemiddelde van 42,1 km/u over 3.349 kilometer. In 2024 lag het gemiddelde ondanks het uitdagende parcours nog altijd op 41,8 km/u. En ook in 2025 lijkt het tempo opnieuw ongekend hoog. Wat zit hierachter?

Snellere wegen en betere fietsen

Technologie speelt een sleutelrol. Moderne racefietsen zijn stukken efficiënter dan hun voorgangers. Frames zijn geoptimaliseerd in windtunnels, kabels weggewerkt in geïntegreerde cockpits en wielen zijn hoger en aerodynamischer dan ooit. Renners rijden tegenwoordig vrijwel allemaal tubeless banden met een extreem lage rolweerstand, en dragen strakke, windgladde kleding die tot op het sokkenmateriaal geoptimaliseerd is voor snelheid.

Niet alleen de fietsen, ook het asfalt is sneller geworden. Organisator ASO kiest bewust voor brede, gladde wegen in plaats van ruwe bergpaden. Dat verhoogt niet alleen de veiligheid, maar maakt ook hogere snelheden mogelijk. Alles bij elkaar levert dat een aanzienlijke tijdwinst op – zonder dat de renners daar extra energie voor hoeven te leveren.

Etappes: korter, maar explosiever

Een opvallende trend is de afname van de gemiddelde etappelengte. In de jaren negentig waren ritten van boven de 200 kilometer eerder regel dan uitzondering. Inmiddels is dat beeld drastisch veranderd. In de Tour van 2022 lag de gemiddelde ritafstand op slechts 171 kilometer. De kortste bergetappe van 2024, met maar liefst 4.000 hoogtemeters, was slechts 133 kilometer lang. En juist dat maakt het verschil: kortere ritten zorgen voor een hogere intensiteit en minder afwachtend koersen. Renners hoeven niet meer te sparen voor het einde, maar kunnen van start tot finish volle bak gaan.

De wetenschap als geheime motor

Achter elke prestatie in het peloton schuilt een schat aan data. Renners en ploegen analyseren elk detail van hun inspanning: van wattages en hartslag tot windrichtingen en glucoseverbruik. Aanvallen worden niet meer op gevoel geplaatst, maar op basis van berekeningen. Tijdens de koers krijgen renners instructies over voedingsmomenten via de oortjes, afgestemd op hun actuele verbruik. Zelfs slaap, herstel en mentale focus worden gemonitord met moderne technologie.

Dankzij die aanpak weten renners hun piekvermogen drie weken lang vast te houden – iets wat vroeger simpelweg niet mogelijk was. De Tour is daardoor minder een uithoudingsslag geworden, en meer een reeks hoogintensieve explosies die telkens opnieuw worden afgevuurd.

Warmere temperaturen = snellere koersen

Een factor die vaak over het hoofd wordt gezien, is het weer. Warmere zomers zorgen voor snellere omstandigheden. Bij hogere temperaturen is de lucht minder dicht, wat de luchtweerstand verlaagt – vergelijkbaar met racen op grote hoogte. Ook het asfalt wordt warmer, waardoor banden soepeler rollen en minder weerstand ondervinden. De Tour van 2022 en 2023 – beide gereden bij zomerse hittegolven – leverden dan ook recordgemiddelden op. En met de klimaatverandering lijkt het erop dat deze snelle, warme edities eerder de norm dan de uitzondering worden.

Koersdynamiek: alles of niets

De koers zelf is drastisch veranderd. Waar renners vroeger tot diep in de finale wachtten met aanvallen, barst de strijd tegenwoordig al in het eerste uur los. De kleinere ploegomvang – teruggebracht van negen naar acht renners – betekent dat er minder controle is, en dat leidt tot chaotischer, aanvallender koersverloop. De huidige generatie toprenners is bovendien niet bang om risico’s te nemen. Mannen als Pogačar, Vingegaard en Evenepoel deinzen er niet voor terug om op vijftig kilometer van de meet aan te vallen – met succes. 

De eerste uren van de etappes zijn vaak bizar snel. Gemiddeldes van boven de 50 km/u zijn in openingsuren geen uitzondering meer. De koers lijkt daarmee soms meer op een eendagsklassieker dan op een traditionele rittenkoers. Deze agressieve manier van koersen zorgt er vanzelf voor dat het gemiddelde tempo omhoogschiet. 

Snelle cijfers (en een beetje geschiedenis)

Dat de Tour steeds sneller wordt, blijkt ook uit de cijfers. In 1930 reed de winnaar gemiddeld 28,3 km/u over 4.822 kilometer. In 1990 lag dat op 38,7 km/u over 3.403 kilometer. In 2010 steeg het verder naar 39,6 km/u. In 2022 werd het record gebroken met een gemiddelde van 42,1 km/u. De Tour van 2024 kwam daar met 41,8 km/u direct achteraan. Tegelijkertijd is de totale afstand van de Tour in bijna een eeuw tijd met meer dan 1.300 kilometer afgenomen. De kortere afstanden en hogere intensiteit versterken elkaar, en het effect op de snelheid is overduidelijk.

Sneller, korter, feller

De Tour de France is niet meer de uitputtingsslag van vroeger, maar een hypermoderne krachtmeting waarin technologie, wetenschap en menselijk vernuft samenkomen. Kortere etappes, snellere wegen, geavanceerde trainingsmethodes en een generatie renners die geen genoegen neemt met afwachten zorgen ervoor dat de snelheidsgrens telkens opnieuw wordt verlegd. En gezien de trends lijkt het plafond nog lang niet bereikt.