7 dilemma’s die elke gravelaar en bikepacker herkent

Update: 3 november om 14:41
Hoofdredacteur Bicycling

© Getty Images

Fietsen is simpel: trappen en gaan. Tot je gaat gravelen of bikepacken. Dan begint het denkwerk al vóór je eerste pedaalslag. Keuzes over snelheid, comfort en bepakking kunnen je rit maken of breken. We zetten zeven veel voorkomende dilemma’s op een rij. Geen keuzehulp, maar een reality check met herkenbare voor- en nadelen.

>>> Dit verhaal verscheen eerder in Bicycling Magazine, de Gravel & Bikepacking special 2025! Wil je nu al meer van dit? Abonnee worden kan hier! Los dit laatste nummer bestellen kan ook, dat doe je hier.

1. Onebike of n+1?

De gouden fietsregel: n+1. Het aantal fietsen dat je ‘nodig’ hebt, is altijd één meer dan je al bezit. Het droomscenario voor de fanatieke fietser ziet er ongeveer zo uit: een gravelracer voor snelle ritten, een adventure gravelbike voor bikepacking en zwaarder terrein, een racefiets voor PR’s en KOM’s op Strava, een hardtail voor de flowtrails én een fully voor downhill of technisch werk. Dat zijn er vijf. Minstens.

Maar ja, ruimte, geld en onderhoud… dit plaatje is niet voor iedereen even realistisch. Dus is er ook de minimalistische aanpak: één fiets die alles kan. Denk aan een gravelbike met extra brede banden, voor- en achtervering en een dikke pannenkoek van een cassette voor het ruige klimwerk. Klaar, toch? Goed, het voordeel van één fiets is natuurlijk helder: het bespaart ruimte in de schuur en je onderhoudskosten blijven laag. Aan de andere kant: het is nooit optimaal en je rijdt altijd in compromis-modus. Op asfalt voelt het zwaar en log. In ruig terrein mis je soms de controle en grip van een pure MTB. En voor écht lange, snelle wegtochten: eerlijk is eerlijk, is een gravelbike gewoon niet leuk.

2. Extra wielsets of steeds banden wisselen?

Een tussenoplossing voor wie geen tweede fiets wil: één frame, meerdere wielsets waar je specifiek de banden op monteert voor het doel dat je (die dag) hebt. Racewielen met gladde banden voor de wegritten, het dijkwerk en de rondjes rond het dorp. Een licht gravelprofiel voor de zand- en grindwegen in Nederland. En als derde een set met extra brede banden en grof profiel voor trails.

In theorie wissel je in een paar minuten. In de praktijk werkt het alleen vlot als je sets compleet zijn: inclusief remschijven en liefst ook een eigen cassette en ketting. Anders blijf je schroeven en afstellen. En ja, die kosten tikken aan. Maar als je het goed regelt, voelt het alsof je drie fietsen hebt – voor de prijs (en ruimte) van één.

3. Gravelracer of adventurebike?

Tot een paar jaar geleden waren er alleen ‘gravelfietsen’ te koop. Nu zijn er twee smaken: de racer en de adventurebike. De gravelracer heeft een geometrie die dicht bij een racefiets ligt. Je zit lager en gestrekter, hij reageert direct en is gebouwd voor snelheid. Brede banden en soms wat microvering in stuur of zadelpen maken hem nét wat comfortabeler dan een wegfiets. De adventurebike daarentegen is gemaakt voor lange dagen in het zadel, zware bepakking en onbekend terrein. Hij heeft een relaxtere geometrie, je zit rechterop. Er zijn meer bevestigingspunten voor tassen, rekken en extra bidons en het frame is vaak net wat robuuster. Snelheid is minder belangrijk, veelzijdigheid des te meer. Je keuze hangt af van jouw persoonlijke rijstijl. Hou je van knallen in een strak treintje over hard gravel, met het grind dat om je oren vliegt en een witte stofwolk achter je aan? Ga voor de racevariant. Ga je met tent en kookset op pad over ongebaande paden en door ruig terrein, boeit snelheid je nauwelijks en is hike-a-biken voor jou onderdeel van de lol? Adventurebike. En onthoud: met banden en wielsets kun je een racer wat avontuurlijker maken en een adventurebike iets sneller.

4. Oneby of compact?

In de MTB-wereld is de voorderailleur zo goed als verdwenen. Eén blad voor (oneby), twaalf of dertien kransjes achter. Simpeler, lichter en minder kans op pech. Geldt dit ook voor een gravelfiets? Niet helemaal. Op vlak terrein of licht glooiende routes kom je met 1x12 of 1x13 een heel eind. Maar als je serieuze beklimmingen voor de wielen krijgt (zie de reisverhalen over Basel-Nice en Toscane verderop in dit blad), wil je misschien meer keuze in je verzet. Zeker met bepakking kan een voorderailleur het verschil maken tussen soepel draaien en je laatste energie eruit persen. Natuurlijk, een voorderailleur kan kapot. Maar als hij er niet zit, mis je hem misschien juist op het moment dat je hem het hardst nodig hebt.

5. Vering of stijf? 

Alle toeters en bellen aan een fiets kunnen kapot. Prima mantra, maar de techniek staat niet stil. Materialen worden geavanceerder en de mogelijkheden van flex in carbon zijn nog niet uitgeput. Vering in voorvork, stuur (zoals bij de Specialized Diverge), zadelpen of achterbrug kan een wereld van verschil zijn. Minder trillingen betekent minder vermoeidheid, meer comfort en zelfs meer snelheid. Ook heb je meer grip: je banden blijven beter in contact met de ondergrond. Tegenstanders vinden het onnodig gewicht, duur en onderhoudsgevoelig. Voorstanders prijzen het comfort en de veiligheid. Ga je veel over strak gravel of verharde paden? Dan is vering luxe. Wil je met je fiets dwars door Schotland? Daar fietsen ze toch ook niet op mountainbikes zonder voorvering? Nou dan. Opgelost!

6. Tubeless of binnenband?

Binnenbanden zijn inmiddels bijna old school in het gravel. Logisch, want binnenbanden vervangen is tijdrovend en ook het weer netjes op de velg krijgen van die strak gespannen buitenband is niet altijd een pretje zonder compressor binnen handbereik. Dus… je gaat voor tubeless. De voordelen zijn eindeloos als je je setup goed op orde hebt. Lagere rolweerstand, minder lekke banden én de mogelijkheid om met lagere druk te rijden. Kleine gaatjes dicht de latex vanzelf, grotere fix je met een plug en binnen een paar minuten ben je weer en route.

Nadelen? Latex kan een bende worden, en onderweg je tubeless opnieuw vullen of een lek vinden kan lastiger zijn dan gewoon een binnenband wisselen. Als de latex je kleding raakt, krijg je de vlekken er niet meer uit. En o ja, er is een anti-tubeless kamp, wees je ervan bewust. Maar wie veel offroad rijdt, heeft meestal snel door: de voordelen wegen op tegen het gedoe.

7. Minimalistisch of luxe?

Professionele wielrenners zoals Tourwinnaar Pauline Ferrand-Prévot doen er alles aan om zo min mogelijk te wegen. Elke gram die je in beweging moet zetten kost extra energie – en dat geldt ook voor de spullen die je meeneemt. Een klassieke fout van beginnende bikepackers: te veel meenemen waardoor je echt niet meer vooruit komt bergop (zie ook het artikel van Matt Philips).

Dus: wat laat je thuis?

De vuistregel is: alles wat luxe is of lijkt en niet echt essentieel is voor je graveltrip. Extra kleding? Eén set merinowol is genoeg. Avondschoenen? Nee, rubberen slippers. Stoeltje? Zoek een bankje of leen er een van de buren op de camping. Wat wel altijd mee moet: een reparatieset, CO₂-patronen, powerbank(s) en energybars.