Lavreysen op de Champs-Élysées: Realistisch of utopie?
© Getty Images

De baanwielrenners zijn weer los, geweldig. Met een knallend WK nog vers in het geheugen en de meerdaagsen die volgen – de WielerZesdaagse in Rotterdam Ahoy, en nu London. Tegelijkertijd is ook het aftellen naar het wegseizoen alweer begonnen. Niet iedere baanrenner heeft succes op de weg en andersom werkt het zeker ook niet altijd. Redenen genoeg om de eeuwige vraag weer op te rakelen: wat zijn de effecten en scenario's van de overstap van baan naar weg, of andersom?
Van Baan naar Weg: Waarom Pure Power Niet Altijd Wint
Theo Bos had vermogens boven de 2.000 watt, maar won tussen 2012 en 2015 slechts één keer op de weg. Nu Harrie Lavreysen de baanwereld domineert, duikt de vraag opnieuw op: waarom lukt het baansprinters niet om hun dominantie te vertalen naar de weg?
De Cijfers Liegen Niet
De vermogensverschillen zijn duidelijk:
- Piekvermogen: Baansprinter 2.000-2.500 watt, wegsprinter 1.400-1.800 watt.
- Over 10 seconden: Baansprinter ±1.600 watt, wegsprinter ±1.200 watt.
- Over 60 seconden: Baansprinter ±700 watt, wegsprinter ±850 watt.
Hoe langer de inspanning, hoe meer het voordeel verschuift naar de wegsprinter. Het kantelpunt ligt tussen de 18 en 22 seconden – precies waar pure anaerobe explosie overgaat in een gemengd systeem.
De Killer: Vermoeidheid
Een massasprint volgt na 150-200 kilometer, 4-6 uur koersen, tientallen acceleraties. Een baansprinter is geoptimaliseerd voor maximale kracht uit rust: een hoog percentage snelle spiervezels, enorme anaerobe capaciteit, één perfecte explosie. Een wegsprinter bouwt zijn systeem op rond presteren ná langdurige inspanning: grotere aërobe motor, superieure lactaattolerantie, vetverbranding om glycogeen te sparen. Plus jaren ervaring in positioneren en timing – vaardigheden die niet in een lab te trainen zijn.
Wanneer Het Wél Lukt
Joshua Tarling bewijst dat de overstap kan slagen. Als getalenteerd junior koos hij bewust voor tijdrijden en ronderwerk – disciplines waarin explosieve baankracht te combineren valt met duurvermogen. Resultaat: op 19-jarige leeftijd wereldkampioen tijdrijden bij de beloften.
Of de uitzwaaiende Elia Viviani werd na Olympisch goud op de baan (omnium 2016) een succesvolle wegsprinter met tientallen profzeges. Cruciaal: hij specialiseerde zich in omnium, scratch en koppelkoers – baanonderdelen die duurvermogen vereisen. Zijn profiel lag al dicht bij dat van een wegsprinter.
Ook de omgekeerde route kent successen. Bradley Wiggins en Geraint Thomas wonnen olympisch goud op de baan én de Tour de France. Maar ook hier geldt: ze kozen baanonderdelen (achtervolging) die hun wegkwaliteiten benutten. Mark Cavendish reed regelmatig madison en koppelkoers, maar kon nooit tippen aan pure baansprinters op hun specialisme.
De Conclusie
Succesvolle overstappers kiezen disciplines die bij hun fysiologie passen, of combineren beide werelden al jong. Voor pure baansprinters als Bos, gespecialiseerd in 10-seconden explosies, bleek aanpassing onmogelijk. Een baansprinter op de weg is als een 100-metersprinter op de 5.000 meter. Ja, ze sprinten allebei. Maar het zijn fundamenteel verschillende atletische profielen.
Theo Bos leerde ons dat pure power niet genoeg is. Op een gegeven moment hangt de prijzenkast van Lavreysen zo vol dat nieuwe doelen lonken. En als ik dan het asfalt op de Champs-Élysées zou zijn en die 2.500 watt zag aankomen, zou ik me zorgen maken.
Maar hold your horses: drie weken pelotongeweld is een ander verhaal dan drie ronden op de baan. Lavreysen zei ooit in 'Helden': "Alle keuzes die ik maak, staan in het teken van baanwielrennen. Denk nou niet dat ik knettergek ben."
Met een groene trui op de Champs-Élysées zouden we dat wel vermoeden.
>>> Benieuwd naar de magie van baanwielrennen en wil je het een keer live meemaken, en een gezellige avond hebben? Lees hier vijf redenen om naar de Wielerzesdaagse in Ahoy te gaan.




