Professionele wegrenners zijn niet meer cool

Update: 23 oktober om 09:00

Tim de Waele

Tim de Waele

Moderne wielertechnologie heeft professioneel wielrennen minder cool gemaakt, en dat is prima.

Op het risico af te klinken als een oude man die tegen een wolk schreeuwt, vind ik profwielrenners niet meer cool. Voordat je reageert, wil ik mijn opmerking even toelichten. Denk terug aan maart 2024. Herinner je je nog dat Giro tijdens Tirreno–Adriatico een overdreven futuristische tijdrithelm lanceerde? Hoe kun je dat nou vergeten? Het hele internet ontplofte: sociale media stonden vol met reacties van stijlcritici die vonden dat de wielersport haar gevoel voor elegantie had verloren.

De helm verscheen kort na een golf van extreem aerodynamisch ogende, duidelijk door tijdritten geïnspireerde helmen die door profs werden gedragen in – o jee! – grote pelotons. Het leidde tot interessante gesprekken bij Bicycling. Een paar dappere teamleden verdedigden de helmen in naam van technologische vooruitgang. De algemene reactie was echter negatief en, naar mijn mening, vooral gebaseerd op esthetiek. Om eerlijk te zijn: ik vind de meeste aerohelmen behoorlijk lelijk. Tijdrithelmen zijn al jaren het onderwerp van talloze wielergrappen, simpelweg omdat ze er belachelijk uitzien. Het goede nieuws is dat ze voor de meeste wielrenners volledig irrelevant zijn. Rond dit punt in het gesprek drong het tot me door. Als levenslange fietser had ik profrenners altijd op een voetstuk geplaatst. Zij waren de bewakers van snelheid, stijl en, ja, die ongrijpbare coolheidsfactor. Maar waarom eigenlijk?

Er is immers niets intrinsiek cools of stijlvols aan betaalde atleten die de uitrusting dragen die door hun sponsors is ontworpen met als enige doel wedstrijden te winnen. Want laten we eerlijk zijn: dat is niet wat stijl is. Het staat mijlenver af van de nonchalante klasse van Miguel Indurain of de jongensachtige charme van Greg LeMond, met zijn enorme Oakley-zonnebrillen. Ik weet zeker dat er destijds ook mensen waren die bij beiden hun wenkbrauwen fronsten en verlangden naar de moeiteloze stijl van Roger De Vlaeminck of Jacques Anquetil. De cyclus van renners die verlangen naar de “goede oude tijd” blijft zich herhalen. Maar ik denk dat we dat sentiment in het technologisch vooruitstrevende wielertijdperk moeten loslaten en de profs moeten laten zijn wie ze zijn, in plaats van wie wij willen dat ze zijn.

Ik heb over het algemeen een hekel aan auto-analogieën, maar in dit geval is het wel toepasselijk. Racen op WorldTour-niveau bevindt zich inmiddels in het Formule 1-tijdperk. Ja, technisch gezien kun je nog steeds alle uitrusting kopen die de profs gebruiken, maar de meeste mensen doen dat niet, omdat het simpelweg niet relevant is voor hun manier van fietsen. Net zoals Formule 1-auto’s niets te maken hebben met hoe iemand dagelijks rijdt. Ik denk dat professionele wielrenners lang genoeg de toon hebben gezet als de stijliconen van de wielersport. Als ze er tegenwoordig wat belachelijker uitzien, kan dat juist goed zijn voor de wielercultuur als geheel — omdat er dan ruimte ontstaat voor meer variatie in stijl en persoonlijkheid.

Wat de WorldTour-profs betreft: net als in de Formule 1 moeten zij de technologische grenzen blijven verleggen in hun streven naar snelheid – esthetiek ten spijt. Voor hen draait alles om het winnen van wedstrijden, en in die strijd zal functionaliteit altijd boven vorm gaan.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Bicycling.com en is geschreven door Dan Chabanov.

Video