Klagen over saaie ritten in de Tour, dat is als naar Frankrijk op vakantie gaan en zeuren omdat alle bakkers er stokbrood en croissants verkopen. Saaie ritten horen bij de Tour, want – ik durf hem er bijna niet in te gooien maar ik doe het gewoon – de Tour is de Tour.

De Tour is niet de Giro of de Vuelta, waarin belangen kleiner zijn, er minder druk is en dus meer ruimte voor avontuur en nieuw talent. De Tour is ook geen acht- of negendaagse wedstrijd zoals het Critérium du Dauphiné of de Ronde van Zwitserland, waarin de koers explosiever is omdat de energie over acht of negen etappes wordt verdeeld in plaats van eenentwintig.

Je kunt natuurlijk etappes korter maken of minder vlakke ritten in het parcours opnemen, maar de ASO staat niet bepaald bekend om verfrissende nieuwe ideeën en de snelheid waarmee de Tourorganisatie het wielrennen vernieuwt is ongeveer vergelijkbaar met de snelheid waarmee Marcel Kittel tegen een Alpencol op fietst. Zeuren heeft dus geen enkele zin en maakt het er niet leuker op – geef ze gewoon nog een jaar of dertig.

Wat mij betreft heeft de kijker twee opties. Optie 1: Hij gaat naar de bakker en koopt stokbrood en croissants. Vervolgens zet hij zich op de bank en hoopt urenlang vurig op overvliegende parasols, waaiers, Chris Froome die moet poepen of wielrenners die hun bidon leegspuiten op de blote billen van moonende ‘fans’. Wie de kunst van het zich vervelen niet beheerst, kan af en toe even wegdommelen, hier en daar wat afstoffen of eens een raam lappen, vast de aardappels schillen of een trui breien voor als tegen de tijd dat de etappe is afgelopen de winter plotseling blijkt te zijn ingevallen.

Optie 2: De kijker gaat iets anders doen en zet ergens tussen half vijf en vijf uur de tv aan om de spannende eindsprint niet te hoeven missen. Als je niet van stokbrood en croissants houdt, dan vier je je vakantie toch ergens anders?