Alberto Contador had aangekondigd dat hij de etappe wilde winnen. Op de Croix de Fer maakte hij de oversteek van het peloton naar de kopgroep en vestigde en passant een nieuw klimrecord – hij danste met een gemiddelde van 25 kilometer per uur de Croix de Fer op. ‘Sneller dan Festina in 1997,’ meldde Mihai Cazacu, de man achter climbing-records.com.

In de kopgroep trof Contador onder meer zijn ploeggenoten Bauke Mollema en Jarlinson Pantano. De Colombiaan deed het werk in de vallei, Mollema nam de beklimming van de Télégraphe voor zijn rekening en deed een kopbeurt waar zelfs George Hincapie en Roberto Heras steil van achterover zouden slaan.

Er gingen nogal wat mannen overboord, Mollema zelf uiteindelijk ook, maar Primoz Roglic en Serge Pauwels lieten Contador niet gaan. In het decor van schaarsbegroeide hellingen grijnsde Contador zijn witte tanden bloot op het moment dat Pauwels aanviel en liet Roglic het gat dichtrijden. Wat Roglic op haast nonchalante wijze deed.

Dus ging Roglic op 34 kilometer zelf maar. De Sloveen soleerde naar de hoogste bergtop van deze Tour en wierp zich vervolgens in de afdaling. De groenblauwe Bianchi – normaliter een zorgenkindje als het om mooie plaatjes gaat, zeker in combinatie met het Lotto- en Jumbo-geel – leefde zichtbaar op. Even dacht ik dat het het decor was, dat de fiets gewoon prachtig afstak tegen de loodgrijze bergwanden, de wolken en schaduwen in alle schakeringen grijs en de antracietkleurige stroken asfalt.

Toen besefte ik dat niet het landschap maar Roglic zelf die fiets tot leven bracht. Onder zijn ferme dijen veranderde de Bianchi van een instrument in een bondgenoot. Het ogenschijnlijke gemak waarmee hij klom, de Galibier afdaalde en op de finish in Serre-Chevalier afreed was adembenemend.

Contador en velen met hem verloren het van een man die pas in 2012 met wielrennen begon. Roglic zelf had ‘no words’ voor zijn zege. Of ja, uiteindelijk kwam er toch eentje: ‘Crazy.’

Tekst: Lidewey van Noord