Bauke Mollema vertrok op dertig kilometer van de aankomst, op een aflopend stuk weg. ‘Ik dacht gewoon: ik ga,’ verklaarde hij achteraf. Dertig kilometer, ik dacht dat hij gek was geworden. Dat is van Zuidhorn naar Groningen en weer terug en dan nog een halve krantenwijk. Maar dan zonder weilanden en windmolens en brievenbussen. Het waren kilometers die naar Le Puy-en-Velay voerden, door zinderende Franse dorpjes en over een côte van de vierde categorie. Had dat bergje tussen Zuidhorn en Groningen gelegen, dan had het als de Mont Blanc boven alles uitgetorend.

Maar het lag in het Centraal Massief, een kilometer of dertien voor Le Puy-en-Velay en bijna bovenaan hing een trosje gele ballonnen aan een rotswand. Op het moment dat Mollema die ballonnen passeerde, drukte Michel Wuyts zijn chronometer in. Precies achttien seconden later reden Warren Barguil, Primoz Roglic, Diego Ulissi en Tony Galloppin de ballonnen voorbij. ‘Achttien seconden,’ meldde Wuyts.

Achttien seconden, dat is in Zuidhorn nog niet eens de straat uit. Dat is met veel moeite een krant in de overvolle brievenbus proppen van mensen die al twee weken in Zuid-Frankrijk op de camping staan.

Op vijf kilometer van de streep waren er van de achttien seconden nog twaalf over. Veel te weinig natuurlijk, maar niet voor Mollema. Want als Mollema ergens goed in is, dan is het in vol overgave koersen tot het bittere eind. Hij gaf zich over aan het lijden, aan de pijn en de wind, en knokte zich op een machtig verzet naar Le Puy-en-Velay toe.

De dertig solokilometers van Mollema vormden een ode aan de schoonheid van volledige overgave. Dankzij zijn vechtlust hield hij uiteindelijk negentien seconden over om te juichen. In die laatste meters verscheen er een brede lach op Mollema’s gezicht die geen moment meer verdween – alsof de minzame glimlach die hem zo typeert feestelijk tot uitbarsting was gekomen.

Tekst: Lidewey van Noord

Wil je meer van dit soort nieuws, artikelen en mooie winacties? Schrijf je dan in voor onze wekelijke nieuwsbrief.