De laatste paar dagen is het altijd spannend in de Tour. Met één enkele rit kan de gele trui worden veroverd of verloren. Vooral tijdens de lange ritten op het einde kan het nog misgaan als de renners geen rekening houden met de man met de hamer. Zeker in de 3e week, als een mogelijk energietekort zich heeft opgebouwd, kan dit genadeloos toeslaan. De welbekende Man met de hamer. Maar maar wie is die kerel eigenlijk en wanneer komt hij op bezoek? 5 Feiten op een rij:

Verzuren is niet hetzelfde als de man met de hamer.

Verzuren en de man met de hamer tegenkomen zijn twee verschillende dingen. Verzuren doe je tijdens een heel intensieve inspanning, zoals een flinke sprint. Je lichaam kan op dat moment niet snel genoeg zuurstof naar je spieren vervoeren. Er ontstaan afbraakstoffen (voornamelijk waterstofionen) die zorgen voor een ‘verzuurd’ gevoel.

Verzuring zullen de renners - afgezien van de eindsprint - in de Tour niet heel snel tegenkomen. Wat dan wel: een gebrek aan glycogeen in de spieren. Glycogeen zijn de koolhydraten die ze eten, opgeslagen in de spieren. Tijdens de rit raakt deze voorraad langzaam leeg. Hoe hoger de intensiteit van de inspanning, hoe sneller de tank leeg raakt.

Aanvullen met reepjes en sportdrank zorgt ervoor dat de renners minder gebruik hoeven te maken van het glycogeen. Maar na een intensieve rit, of een solo-ontsnapping kan de man met de hamer toch toeslaan.

Het gevaar van hitte, vermoeidheid en intensiteit

Zowel hitte, vermoeidheid als een hoge intensiteit kunnen ervoor zorgen dat de renners minder trek hebben. Ook maken ze het lastig om voldoende te blijven eten zowel tijdens als na de etappe. De renners kunnen zo het gevoel krijgen dat ze voldoende energie hebben ingenomen. Totdat de man met de hamer genadeloos toeslaat.

Je herkent de man met de hamer in eerste instantie aan je ademhaling

De renners hebben in de aanloop naar de Tour waarschijnlijk ook een (soms heel fors) aantal ritten gedaan waarbij ze weinig tot geen energie innamen. Dit is één manier om de vetverbranding te trainen. Extra voordeel van deze trainingen: ze leren te herkennen wanneer ze de man met de hamer precies gaan tegenkomen.

Een van de eerste signalen is het versnellen van de ademhaling bij gelijke inspanning. Om vet te verbranden heeft je lichaam namelijk meer energie nodig dan voor de verbranding van koolhydraten. Je lichaam probeert door een snellere ademhaling meer energie naar je spieren te sturen.

Er is geen metabolic switch

Je lichaam maakt, zowel in rust als tijdens intensieve inspanning, altijd gebruik van een mix van koolhydraten en vetten. Hoe beter getraind je bent, hoe groter het aandeel vetten je verbrandt. Er bestaat geen zogenaamde switch; een punt waarop je van koolhydraatverbranding naar vetverbranding overgaat. Er is meer sprake van een geleidelijke toename van vetverbranding. De renners in de Tour kunnen de extreem lange ritten zo goed volhouden omdat ze een goede vetverbranding hebben. Zouden ze vooral gebruikmaken van koolhydraten dan zouden ze niet voldoende energie hebben voor de hele etappe.

De man met de hamer is niet alleen een spierprobleem.

De man met de hamer betreft niet alleen je spieren, maar alle organen die tijdens inspanning om energie vragen. Ook het centrale zenuwstelsel (verantwoordelijk voor de aansturing van je lichaam) wordt getroffen. Hoe meer de kilometers zich opstapelen, hoe meer er van de neurotransmitters tryptofaan en serotonine in je hersenen worden geproduceerd: stoffen die zorgen voor vermoeidheid, slaperigheid en lusteloosheid. Dit kan ervoor zorgen dat de renners aan het eind van de etappe prikkelbaar worden en minder goed in staat zijn om beslissingen te nemen.